Vlaams volksvertegenwoordiger kieskring West-Vlaanderen - Burgemeester Ledegem
Bart op X


decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, van de decreten van 4 mei 2018 over het samenvoegen van welbepaalde gemeenten, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli

Onderstaand voorstel brengt naast een aantal noodzakelijke technische aanpassingen ook enkele wijzigingen aan de regelgeving aan die absoluut nodig zijn om de efficiënte werking van de lokale en provinciale besturen te garanderen.  Deze wijzigingen worden overigens aangebracht ten einde tegemoet te komen op dringende vragen dienaangaande vanuit de lokale besturen zelf.
Een aantal technische aanpassingen hebben onder meer te maken met de mogelijkheid dat de nieuwe gemeenteraden niet tijdig kunnen geïnstalleerd worden ingevolge een bezwaar tegen de verkiezingen.  Indien dat bijvoorbeeld zou gebeuren in een van de nieuwe fusiegemeenten, dan moeten elk van de aparte gemeenten in afwachting van de afhandeling van die bezwaren elk apart hun bevoegdheden nog kunnen uitoefenen.  En in het geval dat de gemeenteraad ingevolge dergelijk bezwaar tegen de verkiezingen  niet tijdig kan geïnstalleerd worden, wordt duidelijk voorzien dat de gemeenteraad en de OCMW-raad in afwachting van een definitieve afhandeling van die bezwaren elk hun bevoegdheid verder kunnen blijven  uitoefenen.  Het zijn beide elementen die kaderen  in het garanderen van  de continuïteit van het bestuur.  De dienstverlening naar de bevolking toe moet in dergelijke omstandigheden immers volop kunnen gehandhaafd worden.  Het is dan ook goed dat nu de nodige decretale aanpassingen doorgevoerd worden om die continuïteit te garanderen.
 
Een ander belangrijk punt waar middels dit voorstel duidelijkheid in komt, betreft de samenstelling van  de raden van bestuur van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.  Deze meerderheid heeft beslist om die raden van bestuur gevoelig af te slanken.  Naar de toekomst toe zal geen enkele raad van bestuur nog uit meer dan 15 leden mogen bestaan.  Dat is een principe waar deze meerderheid volop achter blijft staan.  Maar we mogen ook niet blind zijn voor de situatie op het terrein, zeker niet in een verkiezingsjaar.  De eerste maanden van  volgend jaar zullen de raden van bestuur van alle intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ingevolge de algehele vernieuwing van  de gemeenteraden ook vernieuwd worden.  Vanuit verschillende gemeenten bereikten ons berichten dat het evenwel helemaal niet zo evident en/of praktisch is de raden van bestuur per 1 januari 2019 aan te passen en dat vervolgens amper een paar maanden later nog eens te doen ten gevolge van  de nieuwe samenstelling van de gemeenteraden.  Het is dan ook aangewezen om de uittredende raden van bestuur in functie te laten  blijven tot hun hersamenstelling ten gevolge van de vernieuwde samenstelling van de gemeenteraden.  Dat de aldus, zeer tijdelijk, in functie blijvende raden van bestuur in hun verder  functioneren de nodige omzichtigheid aan de dag leggen en geen beslissingen meer nemen die een volgende raad van bestuur te zeer zouden bezwaren, is daarbij evident.
Een ander in het oog springend punt betreft het feit dat terug de mogelijkheid gecreëerd wordt dat gehuwden of wettelijk samenwonenden ook  de naam van hun partner kunnen gebruiken op de stembiljetten of op de stemcomputer.  Die mogelijkheid bestond tot in 2012 en bestaat overigens nog altijd voor de federale en de Vlaamse verkiezingen.  Heel wat mensen gingen er van  uit dat zij ook voor de komende gemeente- en provincieraadsverkiezingen de naam van hun partner konden toevoegen aan hun eigen naam.  Dat dit evenwel niet meer mogelijk was kwam bij heel wat kandidaten (kandidaten die in het verleden altijd al de naam van hun partner toegevoegd hadden) als een complete verrassing over.  Met dit voorstel wordt daaraan geremedieerd.  Het zou overigens alleen maar verwarring scheppen indien dit voor de verkiezingen van oktober niet mogelijk zou zijn en voor de Vlaamse en federale verkiezingen van volgend jaar dan weer wel mogelijk zou zijn.  Om dienaangaande geen enkel misverstand en geen enkele twijfel te laten voortbestaan wordt de regeling op dit punt bijgestuurd.
 
Ten slotte wordt in dit voorstel nog een belangrijk punt geregeld aangaande de samenstelling van de bestendige deputaties.  Eigenlijk betreft het hier een voorafname van de aanpassingen die later dit jaar nog aan het Provinciedecreet zullen doorgevoerd worden.  Beslist wordt immers dat, wanneer een bestendig afgevaardigde ontslag neemt uit de deputatie, de provincieraad kan beslissen om dat opengevallen mandaat al  dan niet in te vullen.  In die provincies waar men beslist om verder te besturen met een gedeputeerde minder zal dat dan perfect kunnen.
 
De hier voorgestelde aanpassingen spelen in op heel wat vragen die op dit moment op het terrein bij heel wat gemeente- en provinciebesturen leven.  En deze aanpassingen worden ook best met de nodige spoed behandeld.  Het is immers op dit moment dat men volop bezig is met het samenstellen van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen, dat men zich vragen stelt over de aanpassingen van  de raden van bestuur van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in dit verkiezingsjaar, dat men zich de vraag stelt of het nog wel aangewezen is om een gedeputeerde die ontslag neemt te vervangen.  Al die mensen die in onze steden, gemeenten en provincies met deze zaken bezig zijn en met heel wat vragen zitten verdienen dat zo snel  mogelijk een duidelijk antwoord op hun vragen.  Met dit voorstel van decreet wordt hen dit antwoord geboden.

Hieronder volgt de wijziging die vandaag in plenaire vergadering werd gestemd:

 

Voorstel van decreet
van Nadia Sminate, Koen Van den Heuvel, Marnic De Meulemeester,
Bert Maertens, Bart Dochy en Sofie Joosen
 
houdende wijziging
van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur,
van de decreten van 4 mei 2018
over het samenvoegen van welbepaalde gemeenten, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet
van 8 juli 2011
en van het Provinciedecreet van 9 december 2005
 
 
 TOELICHTING
 
Dit voorstel van decreet beoogt in de eerste plaats een aantal wijzigingen aan te brengen aan het decreet over het lokaal bestuur (DLB), meer bepaald met betrek- king tot de volgende aangelegenheden:
1° bij een tuchtmaatregel tegen een lokaal mandataris kan, in geval van afzet- ting, de betrokkene ook het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad pas na twee jaar opnieuw bekleden (zie artikel 2 van dit voorstel van decreet, dat artikel 156 van het decreet over het lokaal bestuur wijzigt);
2° herstel van de rechtsgrond voor het bepalen door de Vlaamse Regering van de limieten van het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het autonoom gemeentebedrijf kunnen worden toegekend (zie artikel 3, dat artikel 238 wijzigt);
3° toevoeging van een organieke regeling van toepassing bij een eventuele ongel- digverklaring van de lokale verkiezingen, voor zover het de samenvoeging van gemeenten betreft (zie artikel 4 en 5, die een afdeling 5/1 en een artikel 355/1 invoegen);
4° verfijning van de overgangsregeling voor de adjunct-financieeldirecteur bij  een vrijwillige samenvoeging van gemeenten en bij verdere integratie van een gemeente en Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) (zie artikel 6 en 9, die artikel 382 en 589 wijzigen);
5° verfijning van de bepaling betreffende het maximum aantal voor te dragen leden door andere dan gemeentelijke deelnemers voor de raad van bestuur van een intergemeentelijk samenwerkingsverband (zie artikel  7, dat arti-  kel 435 wijzigt);
6°  explicitering van het gevolg van het verstrijken van de toezichtstermijn in  het kader van het goedkeuringstoezicht op beslissingen van verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn (zie artikel 8, dat artikel 474 wijzigt);
7° uitbreiding van de overgangsbepalingen voor de energiegerelateerde inter- gemeentelijke samenwerking naar de watergerelateerde intergemeentelijke samenwerking (zie artikel 10 en 11, die artikel 603 en 604 aanvullen);
8° verfijning van de overgangsbepaling voor de bestuursorganen van de dienst- verlenende en opdrachthoudende verenigingen (zie artikel 12, dat artikel 605 wijzigt);
9° verfijning van de overgangsbepaling voor de samenstelling van de raden van bestuur van de welzijnsverenigingen en de autonome verzorgingsinstellingen waarvan alle leden openbare rechtspersonen zijn (zie artikel 13, dat een arti- kel 607/1 invoegt);
10° invoeging van een overgangsbepaling voor de ziekenhuisnetwerking (zie arti- kel 14, dat een artikel 608/1 invoegt);
11° inwerkingtredingsbepalingen, opgenomen in artikel 609 van het decreet over het lokaal bestuur (zie artikel 15, dat artikel 609 wijzigt);
12° overgangsregeling die van toepassing is bij een eventuele ongeldigverkla- ring van de lokale verkiezingen en die de gevolgen van de verdere integratie van de gemeente en het OCMW behandelt (zie artikel 16, dat een artikel 610 invoegt).
Ten tweede beoogt dit voorstel van decreet, met het oog op de rechtszekerheid en in het verlengde van de introductie in het decreet over het lokaal bestuur van een organieke regeling voor bezwaren tegen de verkiezing van de eerste gemeente- raad van een samengevoegde gemeente, de invoering van een navenante regeling in elk van de recente fusiedecreten van 4 mei 2018 (zie artikel 17 tot en met 23).
 
Ten derde beoogt dit voorstel van decreet de wijziging van artikel 71 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet (LPKD). Daardoor wordt het opnieuw mogelijk voor kan- didaten bij provincie-, districts- of gemeenteraadsverkiezingen om de achternaam
 
 
 
van hun echtgenoot of echtgenote mee op de kieslijst te vermelden (zie artikel 24, dat artikel 71 LPKD wijzigt).
 
Ten slotte heeft dit voorstel van decreet tot doel artikel 44 en 50 van het Provincie- decreet zo te wijzigen dat in de huidige bestuursperiode de deputatie uit ten hoog- ste zes leden bestaat en de raad kan beslissen dat een opengevallen mandaat van gedeputeerde niet meer wordt ingevuld voor de rest van de bestuursperiode (zie artikel 25 en 26).
 
De wijzigingen van het decreet over het lokaal bestuur zijn opgenomen in hoofd- stuk II, de wijzigingen van de individuele fusiedecreten in hoofdstuk III, de wijzigin- gen van het Kiesdecreet in hoofdstuk IV en de wijzigingen van het Provinciedecreet in hoofdstuk V. Hoofdstuk VI, dat artikel 27 en 28 bevat, regelt de inwerkingtreding van artikel 15, 24, 25 en 26.
 
Commentaar bij de artikelen
 
Artikel 1
 
Dit artikel behoeft geen toelichting.
 
Artikel 2 (tuchtmaatregelen en mandaat van de gemeenteraadsvoorzitter)
 
Het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad is een zeer belangrijk lokaal mandaat. De voorzitter heeft een voorbeeldfunctie en hoort een rolmodel te zijn. Artikel 156 van het decreet over het lokaal bestuur bevat daarom de bepaling dat bij kennelijk wangedrag of bij grove nalatigheid van de voorzitter van de gemeen- teraad, een tuchtprocedure tegen de betrokkene kan worden gevoerd. Op basis van het derde lid van artikel 156 kan een lokale mandataris die tuchtrechtelijk    is afgezet, pas na twee jaar opnieuw een uitvoerend lokaal mandaat van burge- meester, schepen, lid van het vast bureau enzovoort opnemen. Het is evenwel de bedoeling dat dezelfde regel ook geldt voor het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad. Het voorliggende artikel 2 sluit elke discussie daarover uit. Het regelt expliciet dat ook het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad wordt opgenomen in de lijst van mandaten die pas na verloop van twee jaar na de afzet- ting opnieuw opgenomen kunnen worden.
 
Artikel 2 wijzigt artikel 156 vanaf de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Op basis van artikel 609, eerste lid, treedt artikel 156, zoals het is gewijzigd door dit artikel 2, in werking op 1 januari 2019.
 
Artikel 3 (uitvoeringsbevoegdheid van de Vlaamse Regering voor presentiegeld en vergoedingen voor het autonoom gemeentebedrijf)
 
De begrenzing van het presentiegeld en de vergoedingen in de bestuurlijke wer- king van het autonoom gemeentebedrijf is vandaag geregeld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris ter uitvoering van artikel 235, §2, 3°, van het Gemeen- tedecreet. Die begrenzing is gekoppeld aan het presentiegeld en de vergoedingen voor het mandaat van gemeenteraadslid. Het is de bedoeling om dat mechanisme en die regeling te vrijwaren. De rechtsgrond voor die begrenzing bij een besluit van de Vlaamse Regering is onbedoeld geschrapt. Dit artikel 3 herstelt die vergissing en stelt de rechtsgrond daarvoor vast in artikel 238.
 
Artikel 3 wijzigt artikel 238 vanaf de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Op basis van artikel 609, eerste lid, treedt artikel 238, zoals het is gewijzigd door dit artikel 3, in werking op 1 januari 2019.
 
Artikel 4 (ongeldige verkiezing en fusie)
 
Dit artikel 4 voegt in deel 2, titel 8, hoofdstuk II, betreffende de samenvoeging van gemeenten, een afdeling 5/1 in, die luidt als volgt: “Afdeling 5/1. Regeling in geval van bezwaar tegen de verkiezing van de gemeenteraad van de nieuwe gemeente”. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5, dat de regeling in geval van bezwaar vaststelt.
 
Artikel 5 (ongeldige verkiezing en fusie)
 
In geval van de samenvoeging van twee of meer gemeenten geldt als principe dat de nieuwe gemeente ontstaat op 1 januari van het jaar dat volgt op de eerste ver- kiezing van de nieuwe gemeenteraad.1 Tegen de verkiezing van de nieuwe gemeen- teraad kan echter bezwaar worden ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwis- tingen. In dat verband kan verwezen worden naar de toelichting bij artikel 16. In afwachting van de definitieve uitspraak over het bezwaar moeten de bestuursor- ganen van de samenvoegende gemeenten op basis van het continuïteitsbeginsel elk apart hun bevoegdheden verder kunnen blijven uitoefenen totdat de nieuwe gemeenteraad geïnstalleerd kan worden. In artikel 355/1, dat met dit artikel 5 wordt ingevoegd, wordt daarom gepreciseerd dat de samenvoegingsdatum wordt uitgesteld als er tegen de eerste verkiezing van de nieuwe gemeenteraad bezwaar wordt ingediend en er op 31 december van het jaar waarin de verkiezing wordt georganiseerd, nog geen definitieve uitspraak is.
 
Als er bezwaar is ingediend tegen de eerste verkiezing van de nieuwe gemeente- raad en als er op 31 december van het jaar waarin de verkiezing wordt georgani- seerd, nog geen uitspraak is, kunnen de volgende twee situaties zich voordoen: 1° die verkiezing wordt vervolgens geldig verklaard en de Raad voor Verkiezings-
betwistingen verwerpt het bezwaar. Ofwel wordt er geen beroep ingesteld tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, ofwel wordt er wel een beroep tegen ingesteld en doet de Raad van State in volle rechtsmacht uitspraak over de geldigheid van de verkiezing. In dat geval is vereist dat de samenvoe- gende gemeenten verder blijven bestaan tot de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is, dat wil zeggen tot op het moment dat er geen rechtsmid- delen meer openstaan tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistin- gen of van de Raad van State;
2° die verkiezing wordt vervolgens ongeldig verklaard. De Raad voor Verkiezings- betwistingen verklaart de verkiezingen ongeldig. Ofwel wordt er geen beroep ingesteld tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, ofwel wordt er wel een beroep tegen ingesteld en doet de Raad van State in volle rechtsmacht uitspraak daarover. Als de verkiezingen ongeldig verklaard worden en er nieuwe verkiezingen georganiseerd moeten worden, is vereist dat de sa- menvoegende gemeenten blijven bestaan tot de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is, dat wil zeggen tot op het moment dat er tegen die verkiezing geen rechtsmiddelen meer openstaan.
 
Naast de eigenlijke samenvoeging moeten ook de rechtsgevolgen die daaraan ver- bonden zijn op basis van het decreet over het lokaal bestuur of met toepassing van andere decreet- of regelgeving, uitgesteld worden.
 
Artikel 5 voegt een artikel 355/1 in vanaf de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Op basis van artikel 609, eerste lid, treedt dit artikel 355/1 in werking op 1 januari 2019.
 
 
 
 
 
   

1 Artikel 343, 8°, DLB.
 
Artikel 6 (statuut van een adjunct-financieeldirecteur bij fusie)
 
Het statuut van een adjunct-algemeendirecteur in overgang bij samenvoeging van gemeenten is, behoudens het uitdovende karakter van de betrekking, hetzelfde als dat van een organieke betrekking van adjunct-algemeendirecteur. Het decreet kent evenwel geen organieke betrekking van adjunct-financieeldirecteur. Van een adjunct-financieeldirecteur in overgang kan dus niet aangenomen worden dat die hetzelfde statuut heeft als de organieke adjunct-financieeldirecteur, omdat die functie niet bestaat. Om discussies te voorkomen over het statuut van een adjunct- financieeldirecteur in overgang wordt in artikel 6 geregeld dat het statuut analoog is aan dat van een adjunct-algemeendirecteur. Er is geen reden om de adjunct- financieeldirecteur in overgang anders te behandelen dan een adjunct-algemeen- directeur, al dan niet in overgang. Vandaar het voorstel om aan artikel 382 een lid toe te voegen, dat regelt dat het statuut van de adjunct-algemeendirecteur van overeenkomstige toepassing is op de adjunct-financieeldirecteur in overgang.
 
Artikel 6 wijzigt artikel 382 vanaf de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Op basis van artikel 609, eerste lid, treedt artikel 382, zoals het is gewijzigd door dit artikel 6, in werking op 1 januari 2019.
 
Artikel 7 (kandidaten die louter zijn voorgedragen door andere dan gemeentelijke deelnemers)
 
Artikel 435, tweede lid, van het decreet over het lokaal bestuur bepaalt dat het aantal bestuurders in de raad van bestuur van een intergemeentelijk samenwer- kingsverband dat op voordracht van andere dan gemeentelijke deelnemers is benoemd, nooit meer mag bedragen dan een vierde van het aantal bestuurders dat op voordracht van de deelnemende gemeenten benoemd is. Artikel 7 past  die bepaling aan zodat de beperking van ‘een vierde van het aantal bestuurders’ alleen geldt voor bestuurders die louter op voordracht van andere deelnemers worden benoemd. Gelet op het feit dat de beperking op de meervoudige voor- dracht geschrapt werd uit het decreet over het lokaal bestuur, kan een bestuurder bijvoorbeeld ook door een gemeente en een OCMW worden voorgedragen. Strikt genomen zou die bestuurder dan gerekend worden bij de bestuurders die op voor- dracht van andere deelnemers benoemd zijn, wat niet zinvol zou zijn.
 
Artikel 8 (beslissing die na verstrijken van de termijn geldt als goedgekeurd)
 
Het tweede lid van artikel 252 van het OCMW-decreet van 19 december 2008 wordt niet hernomen in het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. Dat lid bepaalt dat bij het verstrijken van de termijn in het kader van het goedkeu- ringstoezicht, de toezichthoudende overheid geacht wordt de vereiste goedkeuring te hebben verleend. Het gaat hier om een principe dat algemeen toegepast wordt in het kader van het goedkeuringstoezicht, zoals dat is bepaald in het decreet over het lokaal bestuur. Om dat principe te behouden in het kader van het goedkeu- ringstoezicht op de verenigingen en de vennootschappen voor maatschappelijk welzijn, voegt dit artikel 8 een navenante paragraaf 5 toe aan artikel 474.
 
Artikel 8 wijzigt artikel 474 vanaf de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Op basis van artikel 609, eerste lid, treedt artikel 474, zoals het is gewijzigd door dit artikel 8, in werking op 1 januari 2019.
 
Artikel 9 (statuut van een adjunct-financieeldirecteur bij integratie)
 
Artikel 9 voegt een paragraaf 4 toe aan artikel 589. Daarmee worden de bepa- lingen voor het statuut van de adjunct-algemeendirecteur van overeenkomstige toepassing gemaakt op het statuut van de adjunct-financieeldirecteur in overgang bij ambtelijke integratie van een gemeente en OCMW. Voor het statuut van een
 
adjunct-algemeendirecteur bij ambtelijke integratie van een gemeente en OCMW gelden dezelfde toelichtingen als voor het statuut van een adjunct-algemeen- directeur in overgang bij de fusie van gemeenten, vermeld bij artikel 6. Artikel 589, zoals het is gewijzigd door dit artikel 9, treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
 
Artikel 10 (aanvullende overgangsregeling voor watergerelateerde intergemeen- telijke samenwerking)
 
De overgangsbepaling in dit artikel ligt in het verlengde van wat al geregeld is voor de energiegerelateerde intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en maakt ‘gebiedswissels’ mogelijk tijdens het verkiezingsjaar 2018. De verantwoording voor de ‘energie-intercommunales’ bij artikel 603 en bij artikel 422 kan doorgetrokken worden naar de ‘waterintercommunales’.2
 
Artikel 11
Voor de toelichting bij dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 10. Artikel 12 (overgangsregeling voor organen van intergemeentelijk samenwer-
kingsverband)
 
Het decreet over het lokaal bestuur bepaalt in artikel 434, §1, dat de raden van bestuur van de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen maximaal vijftien leden mogen tellen. Als de raden van bestuur op 1 mei 2017 minder    dan vijftien leden telden, geldt dat lagere aantal als maximum aantal leden. Die decreetsbepaling treedt in werking op 1 januari 2019. Heel wat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hebben hun algemene vergaderingen evenwel verschil- lende maanden later, sommige ervan pas tegen bijna halfweg 2019. Een dergelijke aanpassing van de raden van bestuur neemt ook wel de nodige tijd in beslag. De
 
 
 

2   Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr.  1353/2, amendement nr. 29. Verantwoording: Bij het decreet van    27 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake energie werd het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking aangevuld met een bepaling die stelde dat binnen de opdrachthoudende verenigingen die overeenkomstig de bepalingen van het Energiedecreet van 8 mei 2009 werden aangewezen als distributienetbeheerder, een vervroegde uittreding (dus voor de beëindiging van de normale duurtijd van achttien jaar) ten gevolge van een gebiedsuitwisseling mogelijk werd. In de toelichting bij het voormelde decreet van 27 november 2015 kunnen we ter verantwoording van die mogelijkheid het volgende lezen:
“Door historische omstandigheden wordt vastgesteld dat in bepaalde gemeenten het distributienet- beheer ofwel opgesplitst is tussen verschillende distributienetbeheerders, de ene voor elektriciteit, de andere voor gas. In nog andere gevallen is het distributienetbeheer opgesplitst voor een bepaald territorium (deelgemeente) van de gemeente of stad. Tot slot zijn er ook gemeenten die erg excen- trisch gelegen zijn ten opzichte van de overige gemeenten in beheer van een distributienetbeheer- der. Voorgaande leidt ertoe dat de kostenefficiëntie niet optimaal is en door een vereenvoudiging, uniformisering door middel van een gebiedsuitwisseling sterk zou kunnen verbeterd worden. Een dergelijke uniformisering zou in hoofde van de klant meer transparantie, duidelijkheid en eenvoud met zich brengen inzake de dienstverlening van de distributienetbeheerder. Ook in hoofde van de gemeente als aandeelhouder zou een dergelijke gebiedsuitwisseling kunnen bijdragen tot een ver- eenvoudiging van het beheer op haar grondgebied en uniformisering van de dienstverlening.
Tevens inzake de bestuurlijke afvaardiging leidt een dergelijke transactie tot een vermindering van het aantal mandaten. Het doorvoeren van een dergelijke gebiedswisseling moet uiteraard gedragen zijn door in de eerste plaats de betrokken gemeenten en de betrokken opdrachthoudende vereni- gingen. Het is aan hen om eventuele gebiedsuitwisselingen te onderzoeken, voor te bereiden en te realiseren.”.
De argumenten die aangehaald werden om een dergelijke vervroegde uitstap mogelijk te maken in de energiesector, zijn evenwel eveneens van toepassing voor de opdrachthoudende verenigingen die actief zijn in de drinkwatersector. Ook in die sector zijn er immers gemeenten terug te vinden waarvan verschillende delen van het territorium bediend worden door verschillende opdrachthou- dende verenigingen. Om een optimalere dienstverlening mogelijk te maken, zou het aangewezen zijn dat bepaalde gemeenten – weliswaar ook onder de voorwaarde van instemming van de andere gemeenten én van de betrokken opdrachthoudende verenigingen – sneller de overstap naar een andere opdrachthoudende vereniging zouden kunnen maken.
 
gemeenteraden moeten niet alleen de voordrachten kunnen doen, maar bovendien zal dat, gelet op de beperking van het aantal mandaten, in de praktijk ook onver- mijdelijk dwingen tot enige onderhandeling en het maken van afspraken tussen de verschillende gemeentebesturen.
 
Er kan in dat verband wel verwezen worden naar de bepalingen van artikel 605 van het decreet over het lokaal bestuur, dat de mogelijkheid biedt om in de loop van 2018 een statuutswijziging voor te leggen aan de deelnemers van de inter- gemeentelijke samenwerkingsverbanden met de bedoeling een statutaire regeling vast te leggen voor onafhankelijke bestuurders en een verminderd aantal leden van de raad van bestuur. Dat zou de desbetreffende samenwerkingsverbanden de mogelijkheid moeten bieden om zich voor het begin van de volgende gemeente- lijke bestuursperiode te conformeren met de decretale beperking van het aantal bestuurders. Dat neemt toch het risico niet weg dat het op het terrein misschien niet mogelijk zal zijn om alles tegen 1 januari 2019 in orde te krijgen, te meer daar 2018 een verkiezingsjaar is.
 
In normale, legislatuuroverschrijdende periodes blijven de bestaande raden van bestuur in functie en blijven ze als zaakwaarnemers de continuïteit van de werking van het intergemeentelijk samenwerkingsverband garanderen tot op het moment dat de bestuursorganen opnieuw worden samengesteld, uiterlijk op 31 maart van het jaar na de verkiezingen voor de vernieuwing van de gemeenteraden. Gelet op de vermindering van het aantal mandaten, vermeld in het decreet over het lokaal bestuur, kan die traditionele zaakwaarneming strikt genomen niet plaatsvinden met de oude samenstelling van de raden van bestuur. Dat roept wel een aantal praktische vragen op, die geïllustreerd kunnen worden aan de hand van het vol- gende voorbeeld over een intercommunale met twintig gemeenten en vijfentwintig leden in de raad van bestuur. Strikt genomen moet vanaf 1 januari 2019 het aantal leden in die raad van bestuur beperkt worden tot vijftien. Dat betekent dat zonder de ‘hersamenstelling’ met de voordrachten van de nieuwe gemeenteraden, er in principe tien bestuurders zouden moeten worden ontslagen. De vraag rijst op basis van welke criteria dat dan zou moeten gebeuren. Aangezien een dergelijke handel- wijze in de praktijk verre van evident kan zijn, stellen de indieners van dit voorstel van decreet voor dat tijdens de overgangsperiode van 1 januari 2019 tot aan het opnieuw samenstellen van de raad van bestuur met de mensen die zijn voorge- dragen door de nieuwe gemeenteraden ? iets wat uiterlijk op 31 maart 2019 moet gebeuren ? de raden van bestuur in hun oorspronkelijke samenstelling als zaak- waarnemers de continuïteit van het bestuur van het intergemeentelijke samenwer- kingsverband kunnen verzekeren. Het spreekt voor zich dat het inschrijven van die mogelijkheid geen afbreuk kan doen aan de verplichte uittreding van de provin- cies op uiterlijk 31 december 2018, zoals is opgenomen in artikel 80, §1, van het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking, en evenmin afbreuk kan doen aan het deelnemingsverbod van provincies in een intergemeentelijke vereni- ging, dat voortvloeit uit artikel 396 van het decreet over het lokaal bestuur, dat in werking treedt op 1 januari 2019. Dat zijn immers autonome bepalingen waarop dit voorstel van decreet geen enkele impact heeft.
 
Het inschrijven van die mogelijkheid doet evenmin afbreuk aan de verplichting om nog dit jaar de nodige wijziging aan de statuten aan te brengen om de regels voor de vermindering van het aantal bestuursmandaten vast te leggen. De indie- ners willen er daarbij uitdrukkelijk op wijzen dat de mogelijkheid om de raden van bestuur gedurende een overgangsperiode van 1 januari 2019 tot uiterlijk 31 maart 2019 in hun oorspronkelijke samenstelling, zij het provinciale vertegenwoordigers uitgezonderd, te laten verder werken enkel en alleen gezien mag worden vanuit het oogpunt van zaakwaarneming en het verzekeren van de continuïteit van het bestuur van het intergemeentelijk samenwerkingsverband. De bestuurders moe- ten er zich van bewust zijn dat ze zich gedurende die overgangsperiode in een
 
‘periode van lopende zaken’ bevinden en dat ze bij de besluitvorming in die periode de nodige voorzichtigheid aan de dag moeten leggen.
 
Om vergelijkbare praktische en organisatorische redenen als wat hierboven is ver- meld, wordt de mogelijkheid om de ‘zittende raad van bestuur’ verder te laten werken tot de algehele vernieuwing ervan, na de verkiezingen 2018 uitgebreid tot de andere ‘zittende bestuursorganen’, waaronder het directiecomité. De toepas- sing van het verbod op andere bestuursorganen, vermeld in artikel 443, eerste lid, wordt zo eveneens vastgeklikt aan het moment van algehele vernieuwing van de raad van bestuur.
 
De wijziging die dit artikel 12 aanbrengt aan artikel 605, treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Arti- kel 605, zoals het is gewijzigd door dit artikel 12, bepaalt dat artikel 434, §1, in werking treedt, en toegepast en nageleefd moet zijn op de dag van de algehele vernieuwing van de raad van bestuur na de verkiezingen van 2018. Artikel 605, tweede lid, is bijgevolg een inwerkingtredingsbepaling die afwijkt van artikel 609, eerste lid.
 
Artikel 13 (overgangsregeling voor de raad van bestuur van een OCMW-vereniging met alleen publieke deelnemers)
 
De verantwoording van artikel 13 en de overgangsbepaling die het artikel bevat, liggen strikt genomen in het verlengde van de verantwoording bij artikel 12. Door praktische en organisatorische beslommeringen die gepaard gaan met statuutswij- zigingen en het opnieuw samenstellen van de raad van bestuur, wordt ook voor die verenigingen een conformeringsperiode toegestaan tot aan de vervanging van de raad na de verkiezingen van 2018.
 
Artikel 13 voegt een artikel 607/1 in het decreet over het lokaal bestuur in vanaf de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. Op basis van artikel 609, eerste lid, treedt artikel 607/1 in werking op 1 januari 2019 en moet artikel 474, §3, uiterlijk toegepast en nageleefd zijn op de dag van de algehele vernieuwing van de raad van bestuur na de gemeenteraadsverkiezing van 2018.
 
Artikel 14 (faciliteiten voor ziekenhuisnetwerking)
 
Artikel 474, §4, en artikel 488 van het decreet over het lokaal bestuur bieden instrumenten voor openbare ziekenhuisverenigingen, meer in het bijzonder par- ticipatiemogelijkheden in andere rechtspersonen en mogelijkheden voor de ter- beschikkingstelling of overdracht van personeel. Op die manier kunnen ze zich voorbereiden op het nieuwe beleid voor ziekenhuisnetwerken en in zekere zin hun voortbestaan vrijwaren. Die instrumenten treden echter pas in werking op 1 januari 2019. Omdat, in navolging van de instructies van de ministers van Welzijn van de Federale en Vlaamse Regering, de autonome verzorgingsinstellingen en zieken- huisverenigingen, vermeld in titel VIII, hoofdstuk I en II, van het OCMW-decreet, die mogelijkheden vandaag al nodig hebben, herneemt artikel 14 die mogelijkhe- den hier door een artikel 608/1 in te voegen, als overgangsmaatregel en in afwach- ting van de inwerkingtreding van artikel 474, §4, en artikel 488.
 
Artikel 15
 
Dit artikel 15, dat artikel 609 wijzigt, hangt samen met artikel 14. Het voegt een nieuw laatste en dus negende lid toe, en vervangt het woord “achtste” in het eerste lid van artikel 609.
 
Het nieuwe, negende lid van artikel 609 regelt de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 608/1. Voor de verantwoording van de inwerkingtreding van dat negende lid en dus van artikel 608/1 kan worden verwezen naar de verantwoording bij arti- kel 14, dat artikel 608/1 invoegt. Ten gevolge van de evolutie en totstandkoming van de gewenste en succesvolle ziekenhuisnetwerking is het noodzakelijk dat de OCMW-verenigingen vandaag al potentiële ziekenhuisnetwerkpartners kunnen garanderen dat ze de faciliteiten kunnen aanwenden die ook al zijn opgenomen in artikel 474 en 488.
 
Artikel 16 (ongeldige verkiezing en integratie van een gemeente en OCMW)
 
De samenstelling en werking van de organen van de gemeente en het OCMW wer- den ingrijpend gewijzigd door het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. In principe treedt dat decreet op 1 januari 2019 in werking.3 Tegen de verkiezing, georganiseerd op 14 oktober 2018, kan er echter een bezwaar worden ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen met toepassing van artikel 203 en 204 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011. De procedure voor de behandeling van een bezwaar is opgenomen in artikel 22 tot en met 27 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet). Tegen de uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen is beroep mogelijk bij de Raad van State, binnen acht dagen na de kennisgeving van de beslissing van de Raad voor Ver- kiezingsbetwistingen. De Raad van State doet in volle rechtsmacht uitspraak over het beroep binnen een termijn van zestig dagen (artikel 28, eerste en tweede lid, DBRC). Bijgevolg is het mogelijk dat de gemeenteraad niet van rechtswege kan samenkomen op de eerste werkdag van de maand januari als de Raad voor Ver- kiezingsbetwistingen of de Raad van State niet tijdig een uitspraak zou hebben gedaan. In dat geval moet worden gewacht tot de uitslag van de verkiezing defini- tief is vooraleer kan worden overgegaan tot de installatie van de nieuwe gemeen- teraad.4 In afwachting daarvan moet het mogelijk zijn dat de huidig zetelende bestuursorganen hun bevoegdheden verder blijven uitoefenen binnen het decre- tale kader dat nu van kracht is, met toepassing van de relevante bepalingen van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het decreet van 19 december 2008 betref- fende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016 en het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking. De inwerkingtre- dingsbepalingen en overgangsbepalingen van het decreet over het lokaal bestuur houden echter geen rekening met de situatie dat er een bezwaar wordt ingediend tegen de verkiezing, georganiseerd op 14 oktober 2018, en er op 1 januari 2019 nog geen definitieve uitspraak is. Het nieuwe organieke kader van het decreet over het lokaal bestuur verhindert ook dat een dergelijke situatie zou worden opgevan- gen door het beginsel van de continuïteit van de openbare dienst toe te passen. Zonder decreetswijziging zouden de huidige bestuursorganen hun bevoegdheden dus niet verder kunnen blijven uitoefenen.
 
Dit artikel 16 komt daaraan tegemoet door een artikel 610 toe te voegen. In dat artikel wordt een overgangsregeling opgenomen voor de gevallen dat er in een gemeente een bezwaar tegen de verkiezing, georganiseerd op 14 oktober 2018, werd ingediend en er op 1 januari 2019 nog geen definitieve uitspraak is. Dat houdt in dat in die gemeente de inwerkingtreding van het decreet over het lokaal bestuur, vermeld in artikel 609, eerste lid5, tijdelijk wordt uitgesteld en de bepalingen van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het decreet van 19 december 2008 betref- fende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het
 
 
 
3 Artikel 609, eerste lid, DLB.
4 Artikel 6, §1, eerste tot en met vierde lid, DLB.
5 De overige leden van dit artikel worden door de voorliggende overgangsregeling niet geviseerd. Die bepalingen kunnen bijgevolg voor alle gemeenten in werking treden op de tijdstippen, vermeld in artikel 609, DLB.
 
decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016 en het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking van toepassing blijven totdat de nieuwe bestuursorganen geïnstalleerd kunnen worden.
 
Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing van 14 oktober 2018 waarover op 1 januari 2019 nog geen definitieve uitspraak is, kunnen de volgende twee situ- aties zich voordoen:
1° die verkiezing wordt vervolgens geldig verklaard en de Raad voor Verkiezingsbetwistingen verwerpt het bezwaar. Ofwel wordt er geen beroep in- gesteld tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, ofwel wordt er wel een beroep tegen ingesteld en doet de Raad van State in volle rechts- macht uitspraak over de geldigheid van de verkiezing. In dat geval is er een over- gangsregeling vereist vanaf 1 januari 2019 tot de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is, dat wil zeggen tot op het moment er geen rechtsmidde- len meer openstaan tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of van de Raad van State;
2° die verkiezing wordt vervolgens ongeldig verklaard. De Raad voor Verkiezings- betwistingen verklaart de verkiezingen ongeldig. Ofwel wordt er geen beroep in- gesteld tegen het arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, ofwel wordt er wel een beroep tegen ingesteld en doet de Raad van State in volle rechts- macht uitspraak. Als de verkiezingen ongeldig verklaard worden en er nieuwe verkiezingen georganiseerd moeten worden, is er een overgangsregeling vereist vanaf 1 januari 2019 tot de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is, dat wil zeggen tot op het moment dat er tegen die verkiezing geen rechtsmiddelen meer openstaan.
 
Artikel 17 tot en met 23 (aanvulling van de individuele fusiedecreten van 4 mei 2018)
 
Artikel 17 tot en met 23 behandelen telkens dezelfde wijziging en aanvulling van artikel 2 van de individuele fusiedecreten van 4 mei 2018. Elk van die zeven arti- kelen hangt samen met de wijziging van artikel 5 en stelt dezelfde regeling vast in geval van bezwaar tegen de verkiezing van de eerste gemeenteraad van de nieuwe gemeente. Dat is nodig: doordat artikel 5 over een aanvullende generieke rege- ling gaat, is de voorrang ervan op de individuele fusiedecreten immers onzeker. De individuele fusiedecreten, die elk een speciale regeling betreffen, bepalen immers zonder enig verder voorbehoud dat de gemeenten in kwestie op 1 januari 2019 worden samengevoegd.
 
Om elke discussie uit te sluiten wordt daarom in elk van de fusiedecreten een aan- vullende regeling ingevoegd. Het gaat om dezelfde regeling als in artikel 355/1. Er kan en moet op die regeling teruggevallen worden als de betwisting van de verkie- zing nog niet is uitgeklaard op 1 januari 2019.
 
Artikel 24 (de mogelijkheid om de achternaam van de echtgenoot of echtgenote naast de eigen naam te vermelden op een kieslijst)
 
Dit artikel 24 herstelt de mogelijkheid voor een kandidaat om op de kieslijst de achternaam van de echtgenoot of echtgenote naast zijn eigen naam te vermelden.
 
Tot 1 januari 2018 was het mogelijk voor kandidaten bij provincie-, districts- of gemeenteraadsverkiezingen om de achternaam van hun (levende of overleden) echtgenoot of echtgenote mee op de kieslijst te vermelden. Door de inwerkingtre- ding van het nieuwe artikel 71 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 op 1 januari van dit jaar, is dat echter niet meer mogelijk. Dat betekent dat kandidaten voortaan alleen nog hun eigen achternaam mogen gebruiken.
 
De striktere regeling voor het gebruik van namen op kieslijsten werd door de decreetgever ingevoerd in 2011. Ze geldt alleen bij lokale en provinciale verkie- zingen. Bij parlementsverkiezingen ? zowel voor het Vlaams Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers als het Europees Parlement ? mogen kandidaten wel de achternaam van hun echtgenoot of echtgenote bij hun eigen naam vermelden.
 
In de aanloop naar de lokale en provinciale verkiezingen van 14 oktober 2018 zijn er nog altijd personen die zich kandidaat willen stellen bij die verkiezingen en die vragen om alsnog terug te keren naar de vroegere situatie, toen het gebruik van de achternaam van de echtgenote of echtgenoot wel toegestaan was. Vaak is het gebruik van de achternaam van de (al dan niet overleden) partner belangrijk voor een maximale herkenbaarheid van lokale kandidaten.
 
Om al die redenen willen de initiatiefnemers met dit voorstel terugkeren naar de situatie van vóór de inwerkintreding van het nieuwe artikel 71 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, zij het dat in de bepaling nu een gender- neutrale formulering wordt gebruikt.
 
Artikel 25 (deputatie met ten hoogste zes leden)
 
Artikel 25 wijzigt artikel 44. Dit artikel hangt samen met artikel 25, dat artikel 50 van het Provinciedecreet wijzigt. Artikel 44 van het Provinciedecreet van 9 decem- ber 2005 bepaalt vandaag dat de deputatie uit zes leden bestaat. Artikel 50 van hetzelfde decreet regelt onder andere de vervanging van een gedeputeerde die ontslag heeft genomen. Er moet in dat geval binnen twee maanden na het open- vallen van het mandaat worden overgegaan tot de verkiezing van een nieuwe gedeputeerde.
 
Op 2 februari 2018 heeft de Vlaamse Regering evenwel een voorontwerp van decreet houdende wijziging van het Provinciedecreet een eerste keer principieel goedgekeurd. Met dat voorontwerp wil de Vlaamse Regering het Provinciedecreet in overeenstemming brengen met de bepalingen van het decreet over het lokaal bestuur, om zo onder andere bij te dragen tot de vereenvoudiging en doorzichtig- heid van het bestuur, zowel voor de burgers, de mandatarissen als de personeels- leden. Artikel 27 van het voorontwerp van decreet wijzigt in artikel 44, §1, eerste lid, het aantal gedeputeerden, waardoor er in de volgende bestuursperiode in het totaal ten hoogste vier gedeputeerden zijn, in plaats van vier gedeputeerden in elke provincie. Artikel 30 van het voorontwerp wijzigt artikel 50 van het Provincie- decreet zodat de provincieraad de keuze krijgt om een opengevallen mandaat van gedeputeerde al dan niet in te vullen. Daarmee wordt aan de provinciebesturen meer autonomie gegeven, zodat ze beter kunnen inspelen op concrete wijzigingen die zich kunnen voordoen in de loop van de bestuursperiode. Als de provincieraad beslist om een opengevallen mandaat niet in te vullen, is de keuze definitief tot aan het einde van de zittingsperiode. Die mogelijkheid geldt echter niet als daardoor in de deputatie niet langer leden van een verschillend geslacht zitting hebben.
 
Het is wenselijk om die wijziging met betrekking tot een maximum aantal gede- puteerden ? in plaats van een vast en verplicht aan te houden aantal gedeputeer- den ? nu al op te nemen in het Provinciedecreet en die wijziging op 31 mei 2018 in werking te laten treden. Vanaf dat ogenblik kan de deputatie uit ten hoogste zes leden bestaan en kan ze, als gevolg van de decreetswijziging van 30 juni 20176, na de eerstvolgende algehele vernieuwing van de provincieraden uit ten hoogste vier leden bestaan. De deputatie kan dus ook minder dan vier leden tellen. Zo
 
 
 
6   Artikel 2 en 87 van het decreet van 30 juni 2017 houdende wijziging van het Provinciedecreet van  9 december 2005, het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, het Digitaal Kiesdecreet van 25 mei 2012 en het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.
 
wordt voorkomen dat de provincieraad verplicht wordt om enkele maanden voor de provincieraadsverkiezingen en voor het einde van de bestuursperiode nog een gedeputeerde aan te stellen. De raad kan daar op die manier zelf over beslissen en er zelf duidelijkheid over verschaffen. In de huidige bestuursperiode kan dat dan door een opengevallen mandaat niet in te vullen, met toepassing van artikel 50 van het Provinciedecreet, zoals het gewijzigd is door artikel 26 van dit decreet.
 
Artikel 26 (de mogelijke, maar niet verplichte vervanging van een gedeputeerde)
 
Artikel 26 en 25, alsook de toelichtingen bij die artikelen hangen nauw met elkaar samen.
 
Artikel 26 wijzigt artikel 50 van het Provinciedecreet en stemt dat artikel zo beter af op artikel 49 van het decreet over het lokaal bestuur. De provincieraad krijgt de mogelijkheid om een opengevallen mandaat van gedeputeerde al dan niet in te vullen. Als de raad beslist om het mandaat niet in te vullen, is die keuze definitief tot aan het einde van de zittingsperiode. Daarmee wordt meer autonomie aan de provinciebesturen gegeven, zodat ze beter kunnen inspelen op concrete wijzigin- gen die zich voordoen in de loop van de bestuursperiode. De mogelijkheid om een opengevallen mandaat van gedeputeerde niet in te vullen, geldt niet als daardoor niet langer voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 44, §2, eerste lid, van het Provinciedecreet.
 
Als de provincieraad beslist om het opengevallen mandaat van gedeputeerde in te vullen, kan de voorgedragen gedeputeerde vooraf, dus voor de ingangsdatum van zijn mandaat, de eed al afleggen. Dat geldt uiteraard ook voor de opvolger die met toepassing van artikel 45, §1, derde lid, van het Provinciedecreet vermeld wordt op de akte van voordracht.
 
Anders dan vroeger, toen in afwachting van de verkiezing van een vervangend gedeputeerde tussentijds een gedeputeerde moest worden aangewezen, is dat dus niet langer een verplichting.
 
Artikel 27
 
Artikel 27 regelt de versnelde inwerkingtreding van artikel 15 en artikel 24 tot en met 26. Gelet op de toelichting bij artikel 24 tot en met 26, is er bij artikel 27 geen verdere commentaar nodig.
 
Nadia SMINATE Koen VAN DEN HEUVEL
Marnic DE MEULEMEESTER Bert MAERTENS
Bart DOCHY
Sofie JOOSEN



 

 decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, van  de decreten van 4 mei 2018 over het samenvoegen van welbepaalde gemeenten, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli