De heer Doomst heeft het woord.
Minister, voor de aanpassing van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet zijn we verplicht geweest om ook de adviezen van de provincieraden te vragen.
Uit de berichtgeving die daarover doorsijpelde, bleek dat elke provincie toch wel opmerkingen heeft overgemaakt. West-Vlaanderen vindt de drie voorgestelde districten te groot en ook te kunstmatig. Collega Maertens komt daar echter op terug, denk ik. Vlaams-Brabant pleit ervoor om niet te halveren, maar te verminderen met een derde. Oost-Vlaanderen geeft een positief advies, maar zegt toch wel wat bekommernissen te hebben. De provincie Antwerpen zegt dat het effect toch nog eens grondig moet worden bestudeerd. Ik heb niks gehoord van Limburg. Misschien zijn ze daar volledig tevreden.
Minister, hebt u ondertussen alle adviezen binnengekregen? Wat zijn de krachtlijnen daarvan? Wordt daarover nog teruggekoppeld met de betrokken besturen?
De heer Maertens heeft het woord.
Mijn betoog zal heel kort zijn, want collega Doomst heeft in feite dezelfde vragen. We zien dat de ene provincie vindt dat de kiesdistricten voor de provincieraad te groot zijn, dat er dus te weinig kiesdistricten zijn in de provincie. Dat is bijvoorbeeld zo in Vlaams-Brabant en in West-Vlaanderen. In Limburg hoor je dan het tegenovergestelde. Daar pleit een bepaalde fractie in de provincieraad voor één kieskring. De diverse provincies hebben verschillende adviezen, bedenkingen, bekommernissen. Het advies is gevraagd. Het is uiteraard ook verplicht. Men moet er nu ook voor zorgen dat er in elk district minstens zes raadsleden te verkiezen zijn, wegens de evenredige vertegenwoordiging enzovoort.
Minister, ik heb dus enkele heel eenvoudige vragen. Zijn die adviezen al formeel overgemaakt aan uw administratie, en strookt hun inhoud met wat we lezen in de pers? Wat is uw houding of wat zal uw houding zijn daaromtrent?
Minister Homans heeft het woord.
Minister Liesbeth Homans
Ja, ik heb alle adviezen gekregen, en als ik me niet vergis, zijn die ook ter inzage op de webstekken van de respectieve vijf Vlaamse provincies. Dat past dus in de procedure.
Het is misschien wel belangrijk om de adviesprocedure en de finaliteit toch nog eens een klein beetje nader toe te lichten. Ik heb hier immers de vraag gehoord of ik daar dan nog op ga antwoorden. Zoals iedereen hier weet, wordt de adviesprocedure voorgeschreven in artikel 260 van het Provinciedecreet van 9 december 2005.
Daarin staat letterlijk: “De provincieraad geeft binnen de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest zijn advies over de veranderingen die worden voorgesteld betreffende de grenzen van de provincie, van de arrondissementen, kiesdistricten, kantons en gemeenten en betreffende de aanwijzing van de hoofdplaatsen.”
Dit artikel omschrijft dus duidelijk de scope van de adviezen. De bedoeling is dat de provincies een advies zouden kunnen verstrekken over voorgestelde wijzigingen aan de provinciedistricten. Zoals bekend doe ik, gelet op de halvering van het aantal provincieraadsleden, een voorstel tot aanpassing van de indeling van de provinciedistricten. Ik zal daar straks nog kort iets over zeggen. Hierover heb ik dus advies gevraagd en ook gekregen. De meeste adviezen gingen echter niet zozeer en in hoofdzaak over de kiesdistricten, maar wel over de halvering van het aantal provincieraadsleden, waarmee men het niet eens is. Zoals u weet, stelt het regeerakkoord zeer duidelijk dat dit van 350 naar 175 moet.
Er is toch wel sprake van een nuance in elk advies van de diverse provincies. Het lijkt me toch wel goed om dat mee te geven. Mijnheer Doomst, daarmee ga ik in op uw concrete vraag wat eigenlijk de belangrijkste krachtlijnen zijn van de officiële adviezen die zijn binnengekomen. Die zijn dus zeer uiteenlopend.
Zo beschouwt de provincieraad van Oost-Vlaanderen de herindeling als logisch, in samenhang met de beslissing van de Vlaamse Regering om het aantal provincieraadsleden te halveren. Laten we dus zeggen dat zij eigenlijk redelijk positief waren. De provincieraad van Limburg heeft geen eensluidend advies kunnen geven, en heeft dus enkel de opmerkingen meegedeeld van de diverse fracties in de provincieraad. De N-VA-fractie en de Open Vld-fractie geven een gunstig advies. De CD&V-fractie opteert voor de indeling van de provincie Limburg in 5 provinciedistricten in plaats van 3. De sp.a-Groenfractie en de Vlaams Belangfractie spreken de voorkeur uit voor 1 kiesomschrijving Limburg, en dus geen verdere indeling in provinciedistricten.
De provincieraad van Antwerpen vraagt om vooraf het effect verder bestuderen van de herindeling van de provinciedistricten, in combinatie met de halvering van het aantal provincieraadsleden. De provincieraad van Vlaams-Brabant vraagt in een kort advies om het aantal provincieraadsleden niet te verminderen met de helft, maar slechts met een derde, dus 48 raadsleden in plaats van 36. Dat valt dus compleet buiten hun scope. Daar moeten ze mij geen advies over geven. Dat was ook niet gevraagd. Ook vraagt Vlaams-Brabant om samenhangend daarmee de provincie te verdelen in 4 provinciedistricten in plaats van 2.
Tot slot stelt de provincieraad van West-Vlaanderen dat de herindeling van de provinciedistricten niet voldoende aansluit op de geografische spreiding van de grondgebonden bevoegdheden van de provincie en op de democratische controle hierop. De provincieraad stelt een herindeling voor in 5 provinciedistricten, gebaseerd op de bestuurlijke samenwerking in de regio’s, in plaats van 3.
Hoe reageer ik nu op die verschillende adviezen die ik heb gevraagd en gekregen? Ik zal mijn voorstellen op basis van die adviezen aan de Vlaamse Regering voorleggen, en de regering zal die bespreken. Het staat de provincies natuurlijk vrij om te doen wat ze deden, maar dat was absoluut niet de bedoeling. Het ging om een officieel advies. Ik heb het artikel van het Provinciedecreet voorgelezen waarin staat wat er eigenlijk concreet van de provincies wordt verwacht. Dan vind ik het toch wel een beetje jammer dat er eigenlijk vooral, zij het niet noodzakelijk en niet uitsluitend, wordt gefocust op de halvering van het aantal mandaten, waarmee ze het dan toch blijkbaar niet allemaal eens zijn.
Het ontwerp van Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet zal in zijn totaliteit worden besproken in de schoot van de Vlaamse Regering. Mijnheer Doomst, ik hoef de provincieraden dus niet te antwoorden. Nadat de Vlaamse Regering daarover heeft beslist, zullen we ons voorstel overmaken aan het Vlaams Parlement, zoals de procedure bepaalt. Het komt u, het Vlaams Parlement, toe om finaal over de herindeling van de provinciedistricten te beslissen.
Het is wel belangrijk om even in herinnering te brengen waarom we de kiesdistricten hebben aangepast en met welke doelstelling. De herindeling van de provinciedistricten vloeit uiteraard voort uit de halvering van het aantal provincieraadsleden, zoals ook was afgesproken in het regeerakkoord.
De herindeling in grotere provinciedistricten is nodig om tegemoet te komen aan een arrest van het Grondwettelijk Hof van 2007, waarin dat orgaan oordeelde dat diverse toenmalige bestaande provinciedistricten te klein waren om voldoende de evenredigheid tussen de zetelverdeling en de verdeling van de stemmen te kunnen garanderen. Aangezien de halvering van het aantal provincieraadsleden die evenredigheid vermindert, moeten de provinciedistricten worden vergroot om de vermindering van de evenredigheid voldoende te kunnen compenseren. Wie ben ik dus om het Grondwettelijk Hof tegen te spreken? Het zou niet kies zijn om dat arrest tegen te spreken, en dat hebben we ook niet gedaan. In opvolging hiervan heeft de Vlaamse Regering in 2011, dus na die uitspraken van het Grondwettelijk Hof, bij de totstandkoming van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet geoordeeld dat een provinciaal kiesdistrict minstens zes zetels moet omvatten.
De halvering van het aantal provincieraadsleden zorgt er dus voor dat veel van de bestaande provinciedistricten onder die vooropgestelde grens duiken. Daarom was een hertekening raadzaam, en absoluut noodzakelijk om in overeenstemming te zijn met de uitspraken van het Grondwettelijk Hof. Daarbij werd het principe van minstens zes te begeven zetels per provinciedistrict opnieuw als leidraad gehanteerd. Die intentie resulteerde in de voorliggende herindeling in provinciedistricten. Die is gebaseerd op de vroegere bestuurlijke arrondissementen, met enkele samenvoegingen in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Dit werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering in de conceptnota van 17 juli 2015 betreffende de organisatie van de lokale verkiezingen van 2018.
Dan is er de specifieke vraag over het advies van West-Vlaanderen. De provincieraad van West-Vlaanderen stelt dat zijn voorstel nauwer aansluit bij de geografische spreiding van de grondgebonden bevoegdheden, die de provincies dus nog wel zullen mogen uitoefenen. Zo komt de provincieraad tot vijf districten, wat compleet in tegenspraak zou zijn met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Dat is voor mij dus absoluut moeilijk aanvaardbaar. Een simulatie op basis van de bevolkingsaantallen van 1 januari 2016 toont aan dat aan het provinciedistrict Oostende, zoals voorgesteld door de provincieraad, slechts vijf mandaten zouden kunnen worden toegewezen. Wettelijk gezien kan en mag dat dus niet. Zoals gezegd, wenst de Vlaamse Regering te garanderen dat er minstens zes te begeven mandaten per kieskring zijn. Het voorstel van West-Vlaanderen voldoet daar niet aan. Daarnaast baart het sommige provincieraden zorgen dat de landelijke gebieden door deze vergroting ondervertegenwoordigd zullen geraken ten opzichte van de stedelijke gebieden. Ik denk dat het aan de deelnemende partijen en hun kandidaten is om ervoor te zorgen dat ook de landelijke gebieden voldoende worden vertegenwoordigd in de provincieraad. Dat is geen zaak die de Vlaamse Regering van bovenaf moet opleggen.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de concrete info en toelichting. Wordt vervolgd, natuurlijk. Ik denk dat we dat inderdaad los van het numerieke moeten zien. Provinciebesturen zijn als middenstructuur natuurlijk per definitie nabije besturen. Ik vind dus dat we, naast het grondwettelijke, toch moeten proberen dat in evenwicht te krijgen met het grondgebondene, het regiogebonden werk dat ze in de toekomst zullen hebben. In die zin pleit ik er toch wel voor om gekozen structuren te hebben die herkenbaar en die pakbaar zijn. Ik vind in dezen toch wel dat wie het kleine niet eert, de resultaten niet weerd zal zijn.
De heer Maertens heeft het woord.
Het gaat om provincieraadsverkiezingen. Het lijkt me belangrijk om daarbij niet de megakieskringen te hebben zoals die bijvoorbeeld in Limburg worden voorgesteld, met de provinciegrens als grens van één kieskring. Voor de provincieraad vind ik dat zeer verregaand. Ik was toen nog erg jong, maar ik herinner me nog de kritiek op de provinciale kieskringen bij de parlementsverkiezingen. Toen was er al heel veel kritiek daarop, en misschien niet geheel onterecht, vind ik persoonlijk. Als men dat zou doen voor de provincieraad, dan meen ik dat we echt wel een zeer-ver-van-mijn-bedshow hebben. Als we alleen mensen uit grote steden in de provincieraad willen, dan is dat natuurlijk de oplossing. Ik denk dus niet dat de vele kleinere gemeenten in Limburg daar gebaat bij zouden zijn, laat staan elders in Vlaanderen. Dat lijkt me niet de goede oplossing.
Anderzijds is er ook de duidelijke uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Ik denk dat we die moeten volgen. We moeten minstens zes mandatarissen, zes verkozen raadsleden per kieskring hebben. Daar moeten we onverkort bij blijven. Dat lijkt me heel duidelijk. Als we dat kunnen doen in een zo homogeen mogelijk geografisch afgebakend gebied, zou dat de bedoeling moeten zijn.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, uiteraard is het heel duidelijk. We moeten ons schikken naar het Grondwettelijk Hof. Ik begrijp dat u zegt: ‘We hebben een advies gevraagd over de indeling in districten. Dan moeten we niet beginnen over de halvering van de provincieraadsleden.’ Maar uit de toelichting van de verschillende adviezen heb ik begrepen dat er wel degelijk provincies zijn die zich in hun advies effectief hebben gefocust op wat gevraagd werd, namelijk de herindeling van de kiesdistricten, zoals u had gevraagd.
Als ik u goed begrijp, zegt u nu: ‘We hadden dat pro forma gevraagd, omdat we daartoe verplicht waren. We zullen daarna het parlement de mogelijkheid geven om hetgeen de Vlaamse Regering zal voorstellen, al dan niet aan te passen of te amenderen.’ Dat is toch een wat rare formulering. U vraagt een advies aan een provincie en ze geven het effectief over hetgeen waarvoor het bedoeld is. En dan zegt u: ‘Een antwoord moeten ze van ons niet meer verwachten.’ Dat vind ik een wat rare redenering.
Minister, ik heb nog een tweede vraag. Waarom – dat zal later zeker nog terugkomen in het debat – kiest u opnieuw voor die oude bestuurlijke arrondissementen? Want nu gaan we opnieuw structuren in het leven roepen die ondertussen al tien jaar niet meer van toepassing waren, terwijl er andere samenwerkingen bestaan, zoals de hulpverleningszones. In Limburg zijn er drie samenwerkingsverbanden, die vandaag de dag misschien logischer zijn dan de oude bestuurlijke arrondissementen. Het is vooral die vraag die ik me stel: waarom terugkeren naar structuren die we eigenlijk al jaren geleden hebben afgeschaft?
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens dat het een beetje onkies is dat men eigenlijk advies geeft over zaken waarover geen advies wordt gevraagd. Het heeft geen zin om verder te blijven doordrammen op een aantal frustraties over de reductie van het aantal leden van de provincieraden. Er is daarover een akkoord. Dat moet niet meer worden bediscussieerd. Het zijn feiten.
Ik richt mij nu specifiek naar het advies dat de provincie West-Vlaanderen aan u heeft gericht. Daarin heeft men in elk geval geen melding gemaakt van de problematiek van de daling van het aantal provincieraadsleden. Ik denk dat het belangrijk is om dit advies zeer serieus te nemen. Want die provincie is specifiek, zoals iedere provincie specifiek is. Dat is ook de reden waarom er in een kiesdecreet ook keuzes kunnen worden gemaakt die afwijken van provincie tot provincie. Er is bijzondere aandacht gevraagd voor de spreiding, enerzijds vanuit de territorialiteit, maar anderzijds ook vanuit de sociologische samenhang. De specifieke problematiek van Oostende is dus West-Vlaams. Dat hangt een stuk tussen Brugge en de Westhoek. Het heeft, als een soort minimetropool op West-Vlaams niveau, zijn effect door het te verschuiven van het ene naar het andere district. Er is voor geopteerd om daarvan een afzonderlijk district te maken.
Ik zou toch willen vragen om nog eens goed na te lezen en na te kijken wat het advies was van het Grondwettelijk Hof. Volgens mijn informatie betreft het hier een minimum van vier zetels, wat betreft de provinciale kiesomschrijving. In de vorige Vlaamse Regering heeft men inderdaad zes als norm genomen, maar we zitten natuurlijk met nieuwe omstandigheden. We zitten met een gedaald – gehalveerd – aantal provincieraadsleden. Het zou dus niet onlogisch zijn om, op basis van nieuwe omstandigheden, een heroverweging te maken en ons te focussen op wat het Grondwettelijk Hof heeft gezegd. Daar hoeven we niet tegenin te gaan. Maar het Grondwettelijk Hof heeft indertijd gezegd: ‘Kiesdistricten voor de provincie moeten minimum vier verkozenen hebben, en geen zes.’
Het voorstel dat vanuit West-Vlaanderen wordt gedaan, voldoet volledig aan wat het Grondwettelijk Hof heeft vooropgesteld, en het voldoet eigenlijk ook aan een vraag van de West-Vlaamse bevolking, aan een sociologische afweging en een territoriale spreiding.
Minister, ik zou u willen vragen om dat in ieder geval heel grondig in overweging te nemen, om dat ernstig te nemen. Ik ben blij dat u hebt gezegd dat het parlement zal beslissen. Maar geef ons dan in elk geval de vrijheid om daarover in het parlement even van gedachten te wisselen en om daarover op het niveau van het parlement eventueel tot een consensus te kunnen komen.
Minister Homans heeft het woord.
Minister Liesbeth Homans
Collega’s, ik ben al zeer uitgebreid ingegaan op de verschillende adviezen van de verschillende provincies, ook zeker, mijnheer Dochy, op dat van West-Vlaanderen. Wat u zegt, klopt ook wel. Het staat ook in het advies. Het klopt dat zij zich niet hebben uitgesproken over dat halveren en dat ze zich louter hebben gehouden aan de adviesvraag.
Maar ik heb ook al gezegd, collega’s, dat we deze adviezen zullen bespreken in de schoot van de regering, dat we tot een beslissing zullen komen en dat de uiteindelijke beslissing, zoals steeds, bij jullie ligt.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik had opgeworpen dat het Grondwettelijk Hof heeft gezegd: vier en niet zes. Dat is een verschil. We moeten niet ingaan tegen het Grondwettelijk Hof. Maar naar mijn informatie heeft het Grondwettelijk Hof gezegd: minstens vier.
Minister Liesbeth Homans
Oké, ik zal antwoorden, hoewel het niet echt volgens de regeling der werkzaamheden is.
Het klopt, mijnheer Dochy, dat het Grondwettelijk Hof heeft gezegd dat het er minimaal vier moeten zijn. Maar om alle zekerheid te hebben, heeft de Vlaamse Regering in 2011 gezegd de lat minimum op zes te leggen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.